Het boek geeft het contrast weer tussen wat wel bonafide en malafide teelt genoemd zou kunnen worden, beiden een bijwerking van het Nederlandse gedoogbeleid waarbij de voordeur (cq verkoop van cannabis onder voorwaarden gedoogd) is toegestaan versus een achterdeur, de kweek en toelevering voor diezelfde gedoogde verkoop die niet wordt toegestaan. ‘De hypocrisie van de achterdeur’ noemen de advocaten van John en Ines Tim Vis en Sidney Smeets dat, zoals het gelijknamige boek van hun hand; ‘ De overheid en de VVD voorop sluiten de ogen voor de manier waarop de wiet wordt aangeleverd en willen op geen enkele manier nadenken over de veiligheid van bewoners in woonwijken’.
In het boek wisselen hoofdstukken over John en Ines uit Bierum die openlijk wiet kweken, daarover belasting betalen, energierekeningen netjes voldoen en aan twee door de overheid gedoogde coffeeshops in Stadskanaal en Kampen wiet verstrekken, zich af met hoofdstukken met praktijkverhalen over verborgen illegale wietteelt onttrokken aan het zicht. In andere hoofdstukken echter komt ook de Hemp hotel rechtszaak van Mila Jansen van 2001 aan bod, de rechtszaak van de Almeerse ‘blowboot’, de beruchte zaak Checkpoint uit Terneuzen en het legendarische Holland Pop Festival in het Rotterdamse Kralingse bos in 1970 met bekende personages als Koos Zwart en Henk de Vries (latere oprichter van coffeeshop The Bulldog), wat het begin inluidde van het gedogen van de verkoop van hasj en wiet. Op basis van interviews en bronnen bij het Openbaar Ministerie en de politie, de advocatuur, de coffeeshopwereld en ook de afzwaaiende D66 politica Magda Berndsen weet van Beilen een indringend praktijkbeeld te schetsen van de uitwassen en paradoxen van het Nederlandse cannabis-beleid, waarbij ook de blik op ontwikkelingen in Uruguay, Colorado, Jamaica & Chili en de implicaties m.b.t internationale verdragen niet ontbreekt.
Door persoonlijke ervaringen waarbij van Beilen’s woning tijdens een verblijf in Amerika werd onderverhuurt via een makelaar en misbruikt als illegale wietplantage wordt het verhaal geïntroduceerd. Vanwege een anoniem krantenbericht over de rechtszaak van John & Ines werd ze nieuwsgierig naar hun verhaal. Deze mensen waren zeldzaam, misschien wel uniek in een wereld waarin de georganiseerde misdaad leek te regeren. Na een schrijftraining verhalende non-fictie begin 2015 begon het boek echt vorm te krijgen; het verhaal van de Bierummer wiettelers moest verteld worden op een persoonlijke manier waarbij de lezer de hoofdpersonen leert kennen en met ze meeleeft.
Na een eerste rechtszaak bij de rechtbank in Groningen waarbij John en Ines een rechterlijk pardon kregen, een historische uitspraak daar telers niet eerder een rechterlijk pardon kregen, ging het OM in hoger beroep. Gelijktijdig speelde ook een opmerkelijke rechtszaak van de Friese biowietboer Doede de Jong, die bij de rechtbank van Leeuwarden werd veroordeeld voor het biologisch kweken van cannabis in zijn kas, waarbij ook een hoger beroep werd ingesteld.
Bij het hoger beroep van Doede werd ook een rechterlijk pardon uitgesproken bij het Hof in Leeuwarden, echter werden John en Ines bij datzelfde Hof een paar weken eerder in hoger beroep veroordeeld tot drie maanden voorwaardelijk gedurende twee jaar, waartegen Spong-advocaten cassatie hebben ingesteld. Een precieze analyse van overeenkomsten en verschillen tussen de rechtszaken van John en Ines en die van biowietboer Doede blijft helaas achterwege. Naar verwachting zal de cassatie tegen het eind van het jaar aan bod komen. Hopelijk komt er dan ook uitsluitsel over de ontnemingsvordering die John en Ines boven het hoofd hangt, want nu zitten ze nog steeds als het ware in de wachtkamer. ‘Wie weet gaat de Bierummer wietzaak dan inderdaad de geschiedenisboeken halen’. Marrika van Beilen schrijft aan het slot van haar ‘reality-thriller’ dan ook: ‘Ik heb er met Groene vingers alvast een kleine aanzet toe willen geven’.