Aan tafel!

Na advies van de Raad van State op het wietwetsvoorstel (D66) een reflectie vanuit wet camulet-optiek. Bij het kunnen handhaven van opiumwet 3b lid 2/wet camulet komt er geen tweede kamer aan te pas. Is een wietwetsvoorstel eigenlijk wel noodzakelijk?

 Wietwet of cannabiswet

Op 26 februari 2015 stuurden Magda Berndsen en Vera Bergkamp (D66) het voorstel tot wijziging van de Opiumwet in verband met de regulering van de teelt en de verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten coffeeshopketen (wet voor en achterdeur van coffeeshops cq wet gesloten coffeeshopketen) naar de tweede kamer & ter advies naar de Raad van State. Dit advies is reeds retour gezonden. Niet te verwachten is dat dit wetsvoorstel op zeer korte termijn in het parlement zal worden besproken. Recent heeft de VNG wel een bestuurlijke imput voor het politieke debat ingebracht middels de rapportage ‘Het failliet van het gedogen, de weg naar de cannabiswet’ (Meester, 2015). Hierin staat dat het gemeenten dienen te zijn en niet VWS die teeltvergunningen verstrekken. Voor wetswijzigingen is echter een meerderheid in de tweede en de eerste kamer nodig, wat momenteel mbt een gecontroleerde achterdeur problematisch is, gelet op de huidige kamerzetelverdeling. Ookal is 70 % van de Nederlandse bevolking voorstander van een gecontroleerde toelevering aan coffeeshops, geldt dat niet voor de huidige bezetting van de wetgevende macht, ofwel de volksvertegenwoordiging.
 

Diagnose

In de memorie van toelichting van het wietwetsvoorstel wordt een rake diagnose gegeven van de onhoudbare spagaat tussen de gedoogde voordeur en de illegale achterdeur. De remedie door het initiatiefwetsvoorstel waarbij teelt en de verkoop worden gereguleerd via een gesloten en belastingplichtige cannabisketen waaruit criminelen worden geweerd spreekt tot de verbeelding. Hoe gaat een gecontroleerde toevoer van gedoogde verkoop er met dit initiatief wetsvoorstel uit zien? Inhoudelijk blijven de hoofdlijnen van het gedoogbeleid hetzelfde staat in de memorie van toelichting van deze wietwet; maar is dat wel zo? De handelsvoorraad van 500 gram wordt bijvoorbeeld gewijzigd in een beleid waarbij de burgemeester na afstemming met de lokale driehoek de maximale handelsvoorraad tbv een goede bedrijfsvoering met oog op diversiteit van het aanbod voor de gedoogde verkoop vaststelt. Welke parameters de burgemeester bij het vaststellen van een maximaal toegestane handelsvoorraad kan hanteren staat echter niet aangegeven; onwenselijk ivm het risico dat onduidelijkheid in de regelgeving op individuele burgers wordt afgewend. Een gesprek met coffeeshopexploitanten of de belastingdienst nav een advies voor het kunnen handhaven van een vigerend specifiek wetsartikel mbt art 67 AWR tbv een conforme nulmeting op het gramsvolume bij de werkelijke gemiddelde periodieke gedoogde verkoop zou hierbij veel uitkomst kunnen bieden.
 

Kweek-gedoogbeschikking.

Aan beroeps of bedrijfsmatige telers wordt met dit wietwetsvoorstel een kweek-gedoogbeschikking verleend door de Minister van VWS, waarbij een verplichting geldt om met oog op de volksgezondheid zorg te dragen voor een goede kwaliteit en de verpakking van de maximale verkochte 5 gram. Ook moeten (AMvB) aanwijzingen van ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid worden opgevolgd en voldoende maatregelen worden getroffen op het gebied van beveiliging. Bij handelen in strijd met deze verplichtingen kan een bestuurlijke boete worden opgelegd en de beschikking worden ingetrokken. Echter is onduidelijk wat de precieze aanwijzingen van de ambtenaren van Staatstoezicht dan behelzen. In het 9a Arrest van de biologische Friese wietteler Doede de Jong op 29 oktober 2015 staat dan ook:  

Daartoe overweegt het hof dat in het bijzonder het antwoord op de vraag welke voorwaarden aan de teelt en de teler zouden moeten worden gesteld (waarop in het wetsvoorstel artikel 8i, vijfde en achtste lid, van de Opiumwet, het oog hebben) niet is uitgekristalliseerd. Deze voorwaarden zijn van betekenis voor de invulling van het belang van de volksgezondheid waarbij – zoals het hof hierboven heeft vastgesteld – ook andere dan zuiver gezondheidstechnisch-wetenschappelijke inzichten een rol spelen. Eerst indien meer klaarheid bestaat over die voorwaarden valt de gedraging van verdachte daaraan te toetsen en valt te beoordelen of verdachte aan die voorwaarden voldoet’.

– In de memorie van toelichting staan qua voorwaarden wel voorbeelden genoemd als het hebben van een KvK registratie, jaarrekening, beschikken over een geschikte bedrijfsruimte en voldoen aan eisen van goed ondernemerschap, maar niets over controle op het teeltvolume of op welke wijze kwaliteitscontrole voor cannabis is geborgd.

 

Verordening 

De eerste aanpassing die het wietwetsvoorstel beoogt is dat de verkoop van hennep en hasjiesh steviger worden verankert dan tot dusver is geschied in het recht. Van gemeenteraden die coffeeshops toestaan wordt verwacht dat zij een verordening inzake coffeeshops vaststellen die richtinggevend is voor de burgemeester mbt coffeeshops, anders dus dan een huidige gedoogbeschikking die periodiek bij de horecaexploitatievergunning na een bibob-toets wordt verstrekt of kan worden ingetrokken. De tweede aanpassing betreft een wettelijke regulering van de teelt van hennep en de bereiding, verwerking en levering van hennep en hasjiesj voor coffeeshops. Bij de toelichting wordt dan ook gesproken van een doorontwikkeling van het landelijke coffeeshopbeleid vanaf 1976. De kerngedachte behelst dat verschillende middelen verschillende risico’s met zich meebrengen voor de gebruiker en de samenleving (Ranking van drugs, een vergelijking van de schadelijkheid van drugs, RIVM, 2009) en daarom is een verschillende juridische behandeling van middelen met en zonder een onaanvaardbaar risico gerechtvaardigd, waaronder het gedogen van 5 planten voor eigen gebruik. Dit wezenlijke ‘grassroots’ aspect komt niet in het wietwetsvoorstel noch bij de VNG rapportage (noch position paper) aan de orde overigens.

 

Scheiding der markten

Een van de doelen van het Nederlandse drugsbeleid is de scheiding der markten waarbij harddrugs als heroïne en cocaïne op Opiumlijst I zijn geplaatst en hennep en hasjiesj op Opiumlijst II. Consumenten van hennepproducten komen hierdoor minder makkelijk met harddrugs in aanraking en draagt bij aan de beperking van de schade voor de volksgezondheid. Door het niet vervolgen van de in de wet strafbaar gestelde feiten, ook wel het opportuniteitsbeginsel heeft mede met de AHOJG(I) criteria uit aanwijzing Opiumwet het gedoogbeleid aan de voordeur van de coffeeshop in de praktijk gestalte gekregen. Tot de markt behoort echter niet alleen de verkoop maar ook de productie en de toelevering, vandaar ook de redenering dat als de verkoop van cannabis onder voorwaarden kan worden gedoogd de productie van cannabis tbv de gedoogde verkoop ook onder voorwaarden zou kunnen worden gedoogd (comm prof. Brouwer, RUG 2013) wat echter volgens een studie van het Asser Instituut in 2005 en Radboud Universiteit studie in 2014 niet zou kunnen. Aan opiumontheffingen kunnen echter rechten worden ontleent en in geval van een gedoogconstructie niet, aldus advocaat Tim Vis.

 

Kwaliteit 

De regering heeft weliswaar een rol bij het drugsbeleid maar de verantwoordelijkheid voor preventie ligt primair bij individuele burgers & maatschappelijke organisaties. ‘Naar schatting zijn er ruim 460.000 cannabisconsumenten in Nederland (NDM jaarbericht 2013/2014). Zij mogen van de overheid cannabis in coffeeshops aanschaffen. Echter, noch de overheid noch consumenten hebben inzicht in de kwaliteit van de hennep & hasjiesj. Doordat hennepteelt buiten het gedoogbeleid valt, ontbreekt enig toezicht op het productieproces en kan de eindkwaliteit niet worden gegarandeerd. De overheid, die wel de consumptie van cannabis toestaat, biedt geen waarborgen voor de bescherming van de volksgezondheid van bijna een half miljoen consumenten. Hoewel de schadelijkheid van cannabis relatief beperkt is, kunnen de risico’s ervan voor de gezondheid worden vergroot door het ongecontroleerde gebruik van pesticides, verzwaringsmiddelen of groei-versnellende middelen.’

De opiumwet is opgesteld ter bescherming van de volksgezondheid. Echter gezien het ontbreken van valide kwaliteitscontrole op en van cannabis bij gedoogde context, zou er veel voor te zeggen zijn dat het huidige softdrugsbeleid ten koste gaat van de volksgezondheid (cnf. mensenrechten-studie Radboud Universiteit, mei 2016) De handhaving op opiumwet 3b lid 2 zou daar m.i intrinsiek op positieve wijze verandering in kunnen brengen.
 

Het wietwetsvoorstel van D66 stelt dat zowel cannabisconsument als zij die betrokken zijn bij het gereguleerde proces van de teelt en aanbod van cannabis deze wet, het gemeentelijk beleid, de gemeentelijke verordening en de ontheffingen van de burgemeester en de Minister van VWS kunnen raadplegen om te weten waar zij aan toe zijn, zo staat te lezen. Het is echter onduidelijk waarom kwaliteitscontrole van cannabis met oog op de volksgezondheid niet het vertrekpunt is bij het doorontwikkelen van softdrugs-beleid en regelgeving, zoals dmv een verplichte voorwaarde bij gedoogbeschikkings-toekenningen. Indien ‘quality-engineering‘ als uitgangspunt zou gelden had het wietwetsvoorstel er fundamenteel anders uitgezien. Zo te zien zijn er tbv het wietwetsvoorstel dan ook geen lab-wetenschappers of botanici geconsulteerd. Dat was evenmin het geval bij het Joint Regulation manifest die inmiddels door 61 gemeenten is onderschreven.             

 

Gecontroleerde teelt.

Om wel duidelijker aan te geven waar consumenten, bestuurders en betrokkenen bij het productieproces mbt cannabis aan toe zijn biedt de vigerende Opiumwet 3b lid 2/wet camulet uitkomst, zeker gezien er daarbij geen tweede kamer aan te pas komt! Dit curieuze wetsartikel gaat om het verstrekken van informatie over opiumwetmiddelen tbv medische of wetenschappelijke voorlichting, waartoe gecontroleerde cannabisteelt van bekende herkomst met valide etikettering noodzakelijk is en valt onder de werkingssfeer van een opiumontheffing. Zonder benodigde tweede kamermeerderheid kan de lokale overheid (juridische basis: art 4.81 wet algemeen bestuursrecht & art 180 van de gemeentewet) betrokken particulieren met name coffeeshops aan tafel uitnodigen waarbij het vertrekpunt dan kwaliteitscontrole tbv deugdelijke voorlichting aan cannabisconsumenten zou zijn en waarmee de geloofwaardigheid van het lokale softdrugsbeleid voorop staat. Voorwaarde voor het verstrekken van een valide etiket met samenstellingsinformatie is een wetenschappelijke deugdelijke labanalyse van de aangeboden cannabis en de daaraan intrinsiek verbonden gecontroleerde teelt bemonstering. 
 

Om zorgen over ondermijning te ondervangen zouden coffeeshopondernemers er verstandig aan doen aansluiting te zoeken bij of een voorbeeld te nemen aan een niet-commerciële kweekstichting. Deze bakent in dialoog met de gemeente het volume voor een praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek af, waarbij de m2 van de kweekaccomodatie qua volume (geheel of percentueel) overeenkomt met de werkelijke omvang van de gedoogde verkoop (nav art. 67 AWR-belastingdienstadvies). De rechtsvorm van een niet-commerciële stichting, die teler(s) in loondienst heeft sluit overigens aan bij de uitlatingen van Burgemeester van der Laan, die mbt de Amsterdamse context tav de teelt niet de sluizen voor de commercie wil openzetten (NRC 28-8 2015 & einde van stream AZ vergadering 27-8); Een stichting of coöperatie is anders dan een systeem van verstrekking via gecertificeerde commerciële bedrijven -zoals de enige medicinale wietteelt BV of medicinale heroïneproductie BV- die van het Ministerie van VWS dan een opiumontheffing toegekend zouden krijgen voor het gecontroleerd telen van cannabis voor coffeeshops vanuit en tbv de strekking van het kunnen handhaven op een specifiek opiumwetsartikel.

Coffeeshops nemen zitting in het bestuur of in de raad van toezicht van de kweekstichting zonder winstoogmerk (bij evt. winst wordt dat na belastingen besteedt aan wetenschappelijk onderzoek naar de werkzaamheid van cannabis & de verduurzaming van de productieketen oa hennepplastic & zonnecollectoren). Deelnemende coffeeshops verstrekken de middelen voor de aanvraag van een opiumontheffing tbv wetenschappelijk onderzoek mbt de gecontroleerde toelevering van cannabis met bekende herkomst cq. etikettering voor de gedoogde verkoop binnen een gemeentelijke context met en vanuit de handhaving op wet camulet, waarmee de gemeente op termijn in de gelegenheid wordt gesteld om camuletbeleid op duurzame wijze te kunnen implementeren; vanwege de wetenschappelijke doel-inbedding valt dat binnen het kader van de internationale verdragen.

 

De controle bij gecontroleerde toelevering naar coffeeshops is hierbij drievoudig;
1. Kweek-administratie controle volgens GAP (good agriculture practise/emea 2003) richtlijnen met monitoring door CIBG, electriciteitsbeheer en dmv peerreviews. 
2. Fiscale controle middels afstemming van de administratie van de kweekstichting met het volume van de gedoogde verkoop op inkomstenbelasting door belastinginspecteurs, naast de afgedragen loonbelastingen (dan wel via payrolling).
3. Het summum betreft de wetenschappelijke chemisch analytische controle op de samenstelling tbv etikettering van de gecontroleerd geteelde cannabis (bemonsteringsafspraken met wetenschappelijk lab). Tevens de controle door gemeente/hoogheemraadschap op het riool bij de kweekaccodomatie, zodat er een borging is dat er geen additieven bij de kweek zijn gebruikt en geen chemische residuen in het grondwater terecht komen (pers comm. James Burton/SIMM te Naaldwijk & ook p. 25 Regulering hennepteelt, een praktijkonderzoek Gemeente Heerlen. Peters & Uland, 2015) 

 

Aan tafel! 

Het lokale bestuur heeft hierbij net als bij het wietwetsvoorstel een controlerende rol, echter niet alleen gedurende de gecontroleerde teelt dmv rioolanalyses op pesticides met een kwalitatief controlerende bevoegdheid, maar ook vooraf middels de kwantitatieve afstemming tbv de afbakening van het teelt (onderzoeks)volume van de beveiligde gecontroleerde kweeklocatie; tot doel het leveren van cannabis met deugdelijke (digi)etiketinfo waarbij de herkomst en samenstelling van cannabis traceerbaar is voor het aan/verkoopmoment in de coffeeshop, zodat een consument op basis van de premisse van informed consent/geïnformeerde zelfbeschikking inzichtelijke aankoopkeuzes kan maken. In geval van lokaal camuletbeleid wordt bij de omvang van de kweekaccomodatie(s) qua m2 en bijvoorbeeld benodigde hoeveelheid zonnepanelen ivm een duurzame energievoorziening rekening gehouden met de gemiddelde werkelijke verkoop op het volume bij de deelnemende coffeeshops in de kweekstichting. (Buitenlandse hasj die meestal relatief veel van de beschermende component cannabidiol/CBD bevat vergt een andervormige bemonstering, aangezien deze cannabis van onbekende en ongecontroleerde herkomst is en een andere bewerking heeft gehad waarbij mogelijk niet gehele batches representatief tbv etikettering in het lab kunnen worden getest).
 

Tijdens en (mogelijk) na een onderzoekspilot valt de gecontroleerde teelt onder een opiumontheffing en volgt een evaluatie, zodat op basis van de onderzoeksbevindingen, conclusies en aanbevelingen duurzaam gemeentelijk camulet-beleid kan worden vastgesteld. Hierbij is de gecontroleerde teelt voor de gedoogde verkoop, tbv recreatief, therapeutisch & medicinaal gebruik op basis van de analytisch chemische ontheffingsgrond (met dank aan attendering door de Procureurs Generaal, 2010) in synergie met een volksgezondheids-ontheffingsgrond (scheiding der markten + informed consent mensenrecht) in het lokale handhavingsarrangement juridisch ingebed. Het handhaven van wet camulet gaat in de kern om wetenschappelijke voorlichting dmv het verstrekken van een cannabisetiket bij de gedoogde verkoop en de daaraan intrinsiek verbonden gecontroleerde (+ additive-free) teelt van traceerbare herkomst. De betekenis van wet camulet behelst net als het wietwetsvoorstel en het VNG rapport het doorbreken van impasses van het huidige onvolkomen gedoogbeleid. De aanvliegroute met het wietwetsvoorstel of een cannabiswet is echter een parlementaire, wat een kamermeerderheid vergt; dus problematisch is. Bij wet camulet betreft het daarentegen een m.n legale wetenschappelijke benadering ivm met de kwestie ‘wat zit er precies in de cannabis die ik teel, vervoer, verkoop & consumeer?’. Deze research-benadering behoeft, daar het onderzoeksdomein gericht is op de handhaving van een vigerend wetsartikel, dus geen parlementaire behandeling noch meerderheid, maar primair een adequate afstemming tussen coffeeshopbranche & gemeente (met multidisciplinaire wetenschappelijke onderzoekers desnoods als intermediar) tbv een afgebakende, onderbouwde onderzoeksopzet en opiumontheffingsaanvraag. In navolging van Matthijs van Nieuwkerk bij de wereld draait door zou ik vooral aan burgemeesters & coffeeshops gezamenlijk willen zeggen: Aan tafel! 

 

 

Drs. Hester Kooistra – humanisticus